Een 72-jarige boswachter, die privé nog een jachtgebied van een fabrikant beheerde, leed een typische territorium-erger-conflict. Dat gebeurde toen het tot een ruzie kwam met de architect om het jachthuis van de fabrikant, dat de boswachter beheerde.
Toen het conflict was opgelost, maakte de boswachter in de genezingsfase de obligate hepatitis door.
Hij had wat koorts, om de 38,5 en de leverwaarden waren verhoogd. Hij kwam in het ziekenhuis. Daar behandelde men hem op “hepatitis”, de koorts zakte spoedig en ook de leverwaarden normaliseerden zich weer na enige weken.
In zoverre zou het een heel normaal geval zijn geweest.
Helaas hadden de “nauwgezette artsen” ook een HIV-test gemaakt. En die was positief!
De professor kwam direct heel opgewonden tot hem, stelde zich voor zijn bed en verkondigde hem ernstig het vermeende doodvonnis: “Meneer de houtvester, U heeft AIDS.”
De oude man trof het, zoals hij het berichtte, als een donderslag. Uitgerekend hij, de braafste en met het meeste aanzien van het dorp, mocht binnenkort bespot worden en gerekend worden tot de groep van homoseksuelen en zedendeliquenten. Niemand zou hem nog een hand geven, in geen café kon hij zich nog laten zien. Overal zouden dezelfde dorpsbewoners, die hem nog voor kort met een warme handdruk hadden begroet, zich van hem distantiëren. Elke wandeling zou voor hem een lopen door spitsroeden betekenen. De oude boswachter weende.
De professor nam afscheid, zonder handdruk wel te verstaan, vanwege het besmettingsgevaar!
Hij werd meteen de volgende dag ontslagen, ook vanwege het besmettingsgevaar natuurlijk. Men keek hem zo vreemd aan, alsof een ieder het nog eens zeker wilde weten: “Nou, van hem zou men zoiets niet hebben gedacht. Menen ze het werkelijk, dat hij homo is?”
Niemand nam nog afscheid van hem, de professor was zelfs helemaal niet meer te spreken en liet zich verontschuldigen.
Thuis was zijn vrouw nog het meest begripvol voor hem, echter raadde ze hem aan, om zijn kinderen en kleinkinderen niet meer aan te raken. Men kon toch niet weten, hoe besmettelijk het was.
Twee dagen later maakte zijn huisarts een afspraak met hem.
Ze kwam direct en onverwachts om zijn “dodelijke ziekte” te spreken (ze was reeds door de kliniek gealarmeerd): “Meneer de boswachter”, begon ze, “We moeten nu maar eens over het sterven spreken. Ik zal U niet in de steek laten en u zult alle medicijnen van mij krijgen, die U het sterven kunnen verlichten.” De arme oude boswachter, die al enkele dagen voorheen bij de diagnoseverkondiging door de professor chefarts was ingestort, viel nu in een bodemloze put. Bijna twee weken was de boswachter in totale paniek, nam aan gewicht af, wat direct als typisch “Aids-symptoom” werd geduid.
Dan kreeg hij van zijn zus Hamers boek toegestoken:
“Vermächtnis einer Neuen Medizin”.
Daarin staat, dat de hele AIDS-paniekdoenerij louter schandelijke leugens, sprookjes zijn. Dat kalmeerde hem zeer!
Vanaf dat moment kreeg hij weer een goede eetlust, sliep weer goed en had weer warme handen. Hij belde mij op en overtuigde zich ervan, dat het werkelijk de reinste oplichterij was, die men hem had wijsgemaakt. Hij liet een hersen-CT maken en toen ik 14 dagen later in Graz was, zocht hij mij op en ik kon hem van de laatste resten van zijn paniek bevrijden.
Ik raadde hem aan, de controles niet over te slaan, omdat men dan zou kunnen denken, dat hij aan de heilige dogma’s van de medicynici zou twijfelen. In plaats daarvan zou hij zijn gesprekspartner toelachen en heimelijk uitlachen om zijn onwetendheid.
Ik weet, dat hij verstandig genoeg is, om het ook zo te doen. Er is nog te vermelden, dat hij bij de diagnosestelling ook een eigenwaarde-inbreuk-conflict heeft geleden, dat door het begrip van de samenhangen direct in oplossing is gegaan.
Opmerking:
Het komt zeer nauwkeurig overeen met mijn observaties en ook van observaties van andere “Aids-onderzoekers”, dat enkel de mens onmiskenbaar ziek kan worden met concrete (vermeende) “Aids-symptomen”, wanneer hij weet dat hij HIV-positief is, of in elk geval vrees heeft, het te zijn!
Men stelt ook vast, dat door de Aids-diagnose, de associatie van zijn omgeving (“Aha, die is homo of een zedendeliquent”) in beide gevallen een eigenwaarde-inbreuk met bot-osteolyse is opgetreden.
Dit biedt dan weer de Aids-speculanten de mogelijkheid om te zeggen: de hematopoese is betroffen (bloedvorming), dus “immuunzwakte-ziekte Aids”!
In werkelijkheid is de inbreuk van de eigenwaarde de meest normale reactie voor iemand, die van het ene op het andere moment als een melaatse zedendeliquent of homo wordt aangezien, temeer als een, die (terecht) spoedig moet sterven!
In 1995/96 heeft de politie van Rösrath mij 15 maal ’s nachts om 2 voor mijn huisdeur ver op het platteland opgewacht, toen ik van een etentje met vrienden uit Keulen naar huis kwam: Alcoholcontrole. Men hoopte, dat ik slechts een slok alcohol zou hebben gedronken. Dan had men een bloedtest kunnen maken en daarbij direct een HIV-test. Zeer zeker zou men mij dan voor HIV-positief verklaren. Want er zijn geen Aids-laboratoria onder controle van de overheid, alle behoren de “geloofsbroeders” toe.
Dit verhaal is uit het boek “Kurze Einführung in die Germanische Neue Medizin” van Dr. Geerd Ryke Hamer