In de heersende geneeskunde wordt ‘ziekte’ algemeen beschouwd als een ‘fout van de natuur’,
… als een ineenstorting van het zogenaamde ‘immuunsysteem’ als iets ‘kwaadaardigs’ dat het organisme probeert te vernietigen en daarom moet worden bestreden en uitgeroeid met alle beschikbare middelen van een medisch-militaire strategie. Zo geloofde men ook dat bij het onstaan van kanker het ‘immuunsysteem’ verzwakt was, zodat de slechte kleine kankercellen of microben een opening konden vinden om het weefsel binnen te dringen en zich te verspreiden. Het immuunsysteem zou daarbij een soort verdedigingsleger van het lichaam zijn. En dus zou het een kwestie zijn van het mobiliseren van het verdedigingsleger van ons lichaam, het zogenaamde ‘immuunsysteem’, tegen de vijandige gastheer van microben of kankercellen die ons wilden vernietigen.
De Germanische Heilkunde® daarentegen heeft ontdekt dat er op de tot nu geloofde manier helemaal geen ‘ziektes’ bestaan, maar dat de symptomen die we voorheen zogenaamde ‘ziektes’ hebben genoemd, tweefasige ‘Zinvolle Biologische Speciaalprogramma’s van de Natuur’ zijn, waarvan de vermeende ‘ziekte’ telkens maar één fase vertegenwoordigt.
Vroeger hebben we uit onwetendheid van deze samenhangen grofweg 1000 ziektes gezien, waarvan er 500 koude ziektes waren waarbij de betroffene vernauwde bloedvaten had, bleek was en aan gewicht had afgenomen. De andere 500 waren zogenaamde warme ziektes, met koorts, verwijde bloedvaten, goede eetlust maar zware vermoeidheid. Al deze vermeende ziektes gingen voor zelfstandige ziektes door. Die werden in onze leerboeken beschreven en we moesten ze voor het staatsexamen van buiten leren. Nu weten we dat dit alles niet juist was. Het waren elk maar halve ziektes geweest en juist geformuleerd kennen we nu nog ongeveer 500 Zinvolle Biologische Speciaalprogramma’s (SBS) die tweefasig zijn: De 1e fase is altijd de koude, conflictactieve, sympathicotone stressfase. De 2e fase is, in zoverre het tot een oplossing van het conflict komt, steeds een warme, conflictopgeloste, vagotone genezingsfase.
De 4e Biologische Natuurwet deelt alle zogenaamde ziektes volgens kiemblad in, die zich al vanaf het begin van de ontwikkeling van het embryo vormen: het binnenste, het middelste en het buitenste kiemblad. Elke cel en elk orgaan van het lichaam kan men niet alleen aan één van deze kiembladen toewijzen, maar tot elk van deze kiembladen behoort ook een vanuit de ontwikkelingsgeschiedenis bepaald specifiek hersendeel, een bepaalde soort conflictinhoud, een bepaalde lokalisatie in de hersenen en een specifiek bepaalde histologie en specifieke kiembladverwante microben. Bovendien heeft elk SBS ook nog een heel specifieke Biologische Zin.
Elke infectie is een symptoom van de genezingsfase
De microben hebben we tot nu toe begrepen als dat ze de zogenaamde infectieziektes zouden veroorzaken. Deze zienswijze lijkt logisch, omdat we bij deze infectieziektes ook steeds deze microben vonden. Maar we hadden bij deze infectieziektes steeds de eerste fase over het hoofd gezien. Want aan deze infectieziektes ging altijd een conflictactieve fase vooraf. Pas met de conflictoplossing mogen de microben actief worden.Ze zijn dus niet onze vijanden, maar helpen ons. Ze werken op ons commando, op bevel van ons organisme, gedirigeerd door onze hersenen.
Stellen we ons de microben als drie soorten van arbeiders voor:
Diegene die afval moeten opruimen (vuilnismannen), het mycobaterium tuberculosis, dat bijvoorbeeld de darmtumoren (van het binnenste kiemblad) in de genezingsfase opruimt (alleen celafbouw!). Daarbij willen we direct vermelden dat de mycobacteriën in hetzelfde ritme als de tumoren van het endoderm en het oude mesoderm zich weliswaar al in de conflictactieve fase vermeerderen, maar pas in de conflict opgeloste fase hun werk verrichten.
Diegene die telkens defecten (osteolyse, necrose) van de organen van het middelste kiembald bewerken, de bacteriën, die men het beste met graafwerkers kan vergelijken. Zij zijn het die de puinhoop afgraven, daarmee er een nieuw huis kan komen; oftewel dat het organisme het defect weer in goede orde kan opvullen (celafbraak en celopbouw!). Maar hier vindt de toename van de bacteriën uitsluitend in de genezingsfase plaats. Ook na letsel, waarbij ook altijd bacteriën aanwezig zijn.
Zijn er geen speciaalmicroben aanwezig, dan loopt de genezingsfase natuurlijk desondanks af, maar niet biologisch optimaal. Dat wil zeggen bijvoorbeeld non A-, non B-, non C-hepatitis. Bij de levergangen die ook met plaveiselepitheel zijn bekleed en die bij een biologisch conflict van een territoriumergernis ulcereus veranderen, daarmee de galvloed door een grotere diameter wordt verbeterd (= Biologische Zin). In de genezingsfase sluiten deze gange zich door zwelling af. Gevolg: De gal stuwt zich en kan niet meer weg. Indien vele galgangen gelijktijdig betroffen zijn, dan wordt de patiënt geel: icterus, geelzucht, bruine urine, lichtgeel gekleurde ontlasting door het ontbreken van de galkleurstof. Maar niet de virussen (in zoverre ze bestaan) veroorzaken de hepatitis, zoals wij slimme geneesheren in onze onnozelheid hebben geloofd, maar ons organisme bedient zich van hen in zoverre ze aanwezig zijn. Dit ter optimalisering van het genezingsverloop.
Echter steeds bepalen onze hersenen welke soort van microben ons bij welke arbeid en wanneer mogen helpen. Het is altijd een bepaalde soort die onze hersenen daarbij laan het werk zet. En evenzo worden ook op commando van onze hersenen de vermeende pathogene microben weer goedaardige, apathogene microben. Ze trekken zich terug op een plaats in ons lichaam waar ze niet storen, maar waar ze echter op elk moment als ze weer nodig zijn opnieuw kunnen worden geactiveerd. Omdat we dat vroeger niet hebben geweten, hebben we niet alleen alle veronderstelde ziektes (SBSen) verkeerd gezien, maar we konden natuurlijk ook nooit een enkele patiënt juist behandelen.
Wat zou nu het immuunsysteem moeten zijn?
Als echter de microben geen leger van vijanden, maar een leger van vrienden is, die het organisme moedwillig en planmatig stuurt als symbionten, wat is dan het immuunsysteem? Een leger van “killercellen”, “vreetcellen”, T-lymfocytencellen enz. ondersteund door een eskader van serumreacties? Of anders gevraagd: wat blijft er over van het immuunsysteem? Antwoord: alleen de feiten, niet het veronderstelde systeem. Want het immuunsysteem, dit wazige ongedefinieerd begrip dat overal wordt toegepast, willekeurig in de conflictactieve en in de conflictopgeloste fase, bij kanker, sarcomen, leukemie of AIDS, willekeurig zonder uitzondering bij alle zogenaamde infectieziektes, bestaat in de tot op heden geloofde zin helemaal niet.
AIDS – een enorm bedrog
Ook bij de zogenaamde “auto-immuunziekte AIDS” zouden de virussen (als ze bestaan) en de T-lymfocyten van doorslaggevende betekenis zijn. HIV-virussen (in zoverre ze bestaan) zelf werden echter bij AIDS-patiënten niet aangetroffen. Niemand heeft ooit een obligate symptomatiek voor de HIV-infectie kunnen waarnemen, zoals men ze bij mazelen en rodehond gewend is. Het is ook vreemd dat AIDS als vermoede virusziekte zich heel anders gedraagt als alle andere virusziektes. Want die gelden als doorstaan als de antilichaamtest positief is. Dat zulke in het oog vallende symptomen natuurlijk zonder uitzondering met een hele rij van bloed- en serumreacties gepaard gaan is vanzelfsprekend. Maar omdat er in het geheel geen AIDS-symptomatiek bestaat, staat de deur wijd open voor de medisch-diagnostische willekeur:
Heeft een mens geen positieve HIV-test en wordt hij ziek met bv. kanker, gewrichtsreuma, sarcoom, pneumonie, diarree, dementie, schimmelziekte, tuberculose, koorts, herpes of alle andere mogelijke neurologische symptomen of uitvalsverschijnselen, dan zijn dat allemaal heel normale gangbare ziektes volgens de huidige voorstelling. Heeft dezelfde mens echter een positieve HIV-test, dan zijn dat allemaal direct kwaadaardige AIDS-symptomen, men zou bijna kunnen zeggen AIDS-metastasen die op de spoedige lijdzame dood van de betreurde AIDS-patiënt duidt.
Onder HIV-virus begreep men hoofdzakelijk dat de “van de dodelijke besmettelijke ziekte AIDS” betroffen patiënten uiteindelijk aan cachexie en een beenmergdepressie tenonder gingen, dus geen bloed meer konden produceren. De vermeende ontdekker van AIDS, dhr Montagnier heeft in een interview met een spaanse krant in 1995 verklaard, dat hij nog nooit een AIDS-virus heeft gezien!
Hetzelfde verloop zien we ook bij botkanker of beter botverlieskanker, dus osteolyse van het skelet die steeds samengaat met een beenmergdepressie (anemie). Het bijbehorende conflict is al naar gelang de localisatie van het betroffen skeletdeel een speciale inbreuk op de eigenwaarde. De genezing van zo een inbreuk is de vorming van callus in de botosteolyse (recalcificatie) met het kenmerk van een leukemie. Echter alleen diegene die weet of gelooft dat hij HIV-positief is lijdt aan AIDS!
Het is toch vreemd dat nog niemand deze verbazingwekkende fenomenen heeft gecontroleerd: Het hele gebeuren moet toch iets met de psyche te maken hebben. Om precies te zijn: als de mensen alleen opvallend ziek worden als hen gezegd is dat ze HIV-positief zijn, dan wordt het toch de hoogste tijd zich voor te stellen wat er in de psyche van zo een patiënt gebeurt die zo een vernietigende diagnose met 50% mortaliteits-prognose gezegd krijgt!
Net zoals we altijd bang zijn gemaakt voor de kwaadaardige kanker, zo werden we ook bang gemaakt voor de kwaadaardige microben.
Hoewel de angst in het geval van een epidemie niet ongegrond is. Dit ligt echter niet aan de microben, maar aan onze civilisatie en ook hier weer aan de vele misvattingen van onze civilisatie.
Kent ons lichaam de microben of kent ze ze niet?
In principe zijn er bij de microben twee mogelijkheden: dan wel zijn de microben (telkens voor een bepaalde regio) endemisch. Dat betekent dat iedereen ze heeft. Niemand kan ‘nieuwe’ microben krijgen, omdat men ze nu eenmaal allemaal heeft die er in een regio zijn. Of men verhindert door ‘hygiëne’, separatie en inentingen, dat de mensen de microben of hun gevolgen als toxinen etc. ervaren. Deze weg probeert onze zgn. civilisatie. In de natuur bij de dieren en de natuurvolkeren komt zoiets nagenoeg niet voor.
Wat het zog. “infectiegevaar” bij exotische microben betreft, kunnen we zeggen: net zoals ons organisme geen programma heeft voor auto’s, vliegtuigen of televisie, net zo min zijn onze computerhersenen ingesteld op een verplaatsing van duizenden kilometers binnen enkele uren, bovendien in een heel andere klimaatomgeving met ander microben. Wat voor de daar levende bevolking volkomen normaal is, omdat ze van kind af aan daar leven en er op zijn ingesteld, is voor ons als bezoeker geenszins normaal.
Een voorbeeld zijn de voor ons onschuldige mazelen die we normaal gesproken als kind krijgen. Toen men deze mazelen naar Amerika verplaatste, stierven vele duizenden volwassen indianen lijdzaam, maar geen enkel kind. Elke arts in Europa weet dat ook bij ons een eerste “infectie” met mazelen bij volwassenen dodelijk kan verlopen. Bij kinderen is het daarentegen ongevaarlijk. Weliswaar wordt het virus (in zoverre het bestaat) overgedragen, maar ziek wordt alleen diegene die voorheen een overeenkomstig conflict heeft geleden en vervolgens in de genezingsfase komt. In het geval van mazelen dus een conflict van de mond- en bijholten met de inhoud “het stinkt mij”.
Ons organisme schakelt het SBS en ook de microben in als het nodig is
Het zg. immuunsysteem hadden we ons als een soort van leger van ons lichaam voorgesteld. Die zouden de “kwaadaardige” kankercellen en de “kwaadaardige” microben vernietigen zoals in een grote slag. Echter zoiets bestaat in deze vorm niet. Het strookt met de huidige totale onwetendheid over de essentie van ziektes en de totale onderskundigheid om de vele feiten en symptomen uit serologisch en hematologisch gebied op juist waarde te kunnen inschatten.
Onze huidige academische geneeskunde met zijn ontelbare onbewezen en onbewijsbare hypothesen is een grote dwaling en een meedogeloze bovendien. Weliswaar hadden we in de academische geneeskunde juiste onderzoeksfeiten gevonden zoals bloedbeeld, laboratoriumwaarden of veranderingen in de hematopoese of CT-beelden. Maar de gevolgtrekkingen die we daaruit hebben gedaan en de therapie die we daaruit hebben afgeleid was volledig fout. Dienovereenkomstig lag het sterfpercentage van onze kankertherapie bij 95% na 5 jaar. In de Germanische Heilkunde is het precies andersom. Daar ligt de overlevingskans op 95%!
Een “ziekte” in de zin zoals we het vroeger op onze universiteiten hebben geleerd bestaat strikt genomen niet. We hebben bij dat wat we ziektes noemden het altijd als een fout van Moeder Natuur gezien. We dachten dat het vermeende immuunsysteem (als afweersysteem van ons organisme) verzwakt was. Moeder Natuur maakt echter geen fouten, hooguit met opzet, schijnbare fouten die ook een zin hebben, ook al kan het voor het individu soms negatieve symptomen geven, maar ten gunste van een grotere groep.