In de winter van 1991 verplaatste mijn firma mij naar een andere locatie. Samen met enkele collega’s hadden we de opdracht de standplaats nieuw op te bouwen. In dit kader werkten we ook nieuwe collega’s in.
Onze oude groep collega’s had een zeer hartelijke verhouding tot elkaar en het was de gewoonte om zich bij de begroeting de hand te schudden. Deze gewoonte namen de nieuwe collega’s direct over.
Helaas was er een collega bij die problemen met zijn lichamelijke hygiëne had. Ik wil er helemaal niet over uitweiden hoe zich dat toonde.
Het was mij dermate onaangenaam om hem de hand te geven, dat ik telkens weer nieuwe tactieken bedacht om dit uit de weg te gaan. Als ik wist dat deze collega mij bij de dienst zou aflossen, dan belaadde ik mezelf met ordners. Als ik hem afloste en hem noodgedwongen de hand moest geven, dan waste ik zodra hij weg grondig de handen en ook mijn bureau. De voorstelling om mijn ontbijt te eten wanneer ik hem juist de hand had gegeven vervulde mij met ontzetting. Daarom schafte ik mijn eigen bestek aan, dat ik altijd opborg en alleen ik gebruikte.
Sinds dat jaar krijg ik elk jaar zodra het koude seizoen begint problemen met mijn handen. Ze werden ruw, er vormden zich kleine scheurtjes die opensprongen en bloedden. Dan zwollen de scheurtjes op en genazen met behoorlijk veel pijn. Alleen de buitenzijde van de handen, de handrug, knokkels en buitenzijde van de vingers. Geen zalf of vet hielp. ’s Zomers had ik geen problemen met mijn handen. In de zomer kon ik de betreffende collega mijn hand onder het voorwendsel van zwetende handen goed weigeren, zonder onbeleefd te lijken.
In het voorjaar van 1998 werd ik dan weer naar een andere standplaats verplaatst, in een vergelijkbare kantoorruimte als voorheen. De collega heb ik sindsdien niet meer gezien.
Maar ook op de nieuwe standplaats werd weer vlijtig het handschudden bedreven en ook in de winter van 1998 had ik weer gescheurde, ruwe handen.
In het daarop volgende jaar onderbrak ik mijn werkzaamheden vanaf november 1999 tot maart 2001. In deze tijd leerde ik de Germaanse Geneeskunde kennen.
Ik was sprakeloos toen ik vaststelde dat ik noch in de winter van 1999/2000, noch in 2000/2001 de welbekende problemen met mijn handen kreeg!
Toen ik het bovengenoemde gebeuren voor mijzelf onderzocht met de kennis van de Germaanse Geneeskunde, werd me op slag duidelijk, dat ik een scheidingsconflict met gelijktijdige afweer (vandaar alleen de buitenzijde van de hand)had geleden! Het was voor mij een ramp om met deze collega in contact te komen!
Mijn sporen zijn dus ‘bureau/collega’s/het koude seizoen/hand geven”. Ik heb mijn collega’s geïnformeerd dat ik hun ( als enige) de hand niet kan geven, omdat ze daar steeds zeer ruw van worden en openspringen. Een ieder heeft dat geaccepteerd. Nu is het oktober en mijn handen zijn in orde. En ik zal ze zeker zonder schade door de winter brengen!
Opmerking van H. Pilhar
Heel erg bedankt voor uw toestemming om dit mooie voorbeeld te publiceren.