Ook bij het dier laat de huidige academische geneeskunde de psyche buiten beschouwing
De menselijke behoefte om de taal van dieren te begrijpen is oneindig oud. Uit de oudheid weten we uit de religie van de Hettieten, de indianen, de Grieken en de Germaanse volkeren dat ze een zeer nauwe band hadden met de dieren, bijvoorbeeld dat ze hun paarden als hun vrienden beschouwden. Dat veranderde radicaal toen de islam en het christendom greep kregen. Hun minachting voor dieren maakte een einde aan elke dialoog met dieren en degradeerde alle dieren (en planten) tot puur commerciële voorwerpen die kunnen worden uitgebuit en verkocht. De mensen worden wreed en verarmen. De dialoog met onze dieren is verbroken. In plaats daarvan wordt de dieren niet alleen hun ziel, maar ook hun taal ontzegd. Maar elke hondenliefhebber weet bijvoorbeeld dat een hond met het hele lichaam spreekt en ook door zijn soortgenoten wordt begrepen. Hij spreekt met zijn staart, die hij kan heffen of laten zakken en hij kan ermee kwispelen, hij spreekt met de vacht die hij kan heffen, hij spreekt met het gebaar, de ogen, het blootleggen van de tanden of de grote oren, en hij spreekt met rituele handelingen: bijv. zich onderwerpen aan de zegevierende tegenstander en hem de keel aan te bieden om te bijten.
Dit deel van de ’taal’ kunnen we natuurlijk niet horen, maar de hond spreekt er wel door. En zo doen alle dieren het met elkaar met hun soort overeenkomend. Omdat ze een andere taal hebben, zijn ze niet dommer dan wij, ze zijn gewoon anders. ‘Ach‘, zeggen de dierenvijanden, ‘de dieren voelen geen pijn, ze schreeuwen alleen uit instinct, alles reflexen. Je kunt ervoor zorgen dat ze niet meer kunnen gillen‘. Maar zelfs met de stille marteling – de dierproeven – schreeuwen onze kameraden, de dieren.
De statistieken over kankerverwekkende stoffen zijn meestal opgesteld aan de hand van dierproeven. De proefdieren werden psyche en intelligentie ontzegd. In werkelijkheid is de psyche met zijn vele zogenaamde biologische conflicten echter de toegangsdeur voor het ontstaan van ‘ziektes‘ bij mensen en zoogdieren.
In een grootschalig experiment van meerdere jaren werden duizenden goudhamsters levenslang met sigarettenrook berookt, terwijl controledieren niet werden berookt. Er werd vastgesteld dat geen enkel van de dieren een bronchiaal-ca had geleden, geen enkele had een longblaashaard, en dat zelfs de berookte goudhamsters duidelijk langer hadden geleefd dan de niet-berookte vergelijkingsdieren. Maar het resultaat werd verzwegen of gerelativeerd: als je laboratoriummuizen (afstammelingen van de huismuis) berookte met sigarettenrook, dan vond je longknobbeltjes bij een paar dieren, namelijk longblaaskanker, die mensen en zoogdieren lijden bij een doodsangstconflict. Nu zeiden mensen gewoon: ‘Ja, roken veroorzaakt dan wel geen bronchiaal kanker, maar longkanker.’ Sindsdien heeft men in verband met roken nooit meer gesproken over bronchiaal-ca, maar altijd over longkanker. Statistisch kan men zo heerlijk liegen!
Het bijzondere aan de zaak is: de dieren hebben eveneens een psyche zoals wij mensen.
Een Goudhamster stoort zich niet aan rook, want het deert hem in zijn leefomgeving gewoonijk niet, omdat hij onder de aardoppervlakte in holen leeft. Hij heeft er geen paniek-code voor ontwikkeld.
Maar een muis kan de geur van verbranding of sigarettenrook zeker verstoren. In vroegere tijden, toen een dakconstructie afbrandde, renden alle muizen in een flits het huis uit voordat je zelf iets opmerkte. Muizen hebben een fijne neus en een aangeboren paniekcode voor de geur van verbranding, dus ze kunnen zeker een DHS (conflictshock) lijden, d.w.z. een doodsangst conflict met longblaas-ca, wanneer ze worden berookt.
Nog een voorbeeld: Amerikaanse onderzoekers injecteerden ratten, wier neus het meest gevoelige orgaan is, met formaldehyde-oplossing, die wordt gebruikt voor desinfectie en die de dieren gewoonlijk vermijden, in een duizendvoudige concentratie, meerdere keren per dag gedurende een jaar in de neus. Sommige van de arme dieren, die op zo’n vreselijke manier werden gemarteld, ontwikkelden kennelijk DHS tijdens deze procedure en ontwikkelden neusslijmvlieskanker. Onderzoeksresultaat: ‘Formaldehyde is kankerverwekkend!‘.
Hetzelfde effect had kunnen worden bereikt in een menselijk experiment waarbij de testpersoon stro….. gedurende een jaar meerdere keren per dag in de neus zou hebben geïnjecteerd, waaruit men natuurlijk strikt zou moeten afleiden dat stro… kankerverwekkend is! Men zal zich waarschijnlijk nog de consequentie van miljarden aan gevolgen herinneren van dit experiment, samen met een formaldehyde massahysterie, die helaas is uitgelokt. Maar dat de arme ratten een hekel hadden aan de stof en daarom een DHS leden en neusslijmvlies-ca , daaraan dacht niemand.
Met statistiek kan men geen wetenschap bedrijven
De zogenaamde bevindingen in de academische geneeskunde zijn tot dusver alleen statistisch verkregen. Zolang feiten bij elkaar worden opgeteld, zijn statistieken legaal. Maar waar feiten uit verschillende reeksen statistisch causaal met elkaar verbonden moeten worden, wordt de zaak gebrekkig.
Voorbeeld: herten in de Kaukasus krijgen weinig kanker. Herten in de Kaukasus eten veel schapenkaas. Statistische conclusie: schapenkaas is anticarcinogeen, voorkomt kanker. (Wetenschappelijk werk van het Ordinariaat voor kankerprofylaxe aan de Universiteit van Heidelberg / Mannheim). Tot dusver zijn er natuurlijk geen statistieken vanuit het perspectief van de Germanische Heilkunde®. Hier zouden heel andere verklaringen om de hoek komen kijken, die bovendien vlijmscherp bewezen konden worden.
De Biologische Code
Als je de psyche van dieren en mensen wilt vergelijken, moet je je voorstellen dat in ons grote computerbrein totaal verschillende conflicten worden gecodeerd voor verschillende levenssituaties. Als we iemand in een auto zetten, voelt hij zich daar op zijn gemak, als we een adelaar in een auto opsluiten, wordt hij doodsbang, hetzelfde zou de persoon ervaren als we hem in een arendsnest zouden zetten. Hoewel het resultaat van de angst voor de dood met elkaar vergelijkbaar is, ontstaat het bij verschillende levende wezens in zeer verschillende levenssituaties. Als gevolg hiervan moet rekening worden gehouden met het individuele karakter en de psyche van elk levend wezen om een mogelijke conflictsituatie te kunnen beoordelen.
Als je een CT-scan maakt van de longen van honderd teckel-teven met melkklier-ca en ook honderd vrouwen met mamma-ca, dan zul je op de dag van de diagnose in geen van beide gevallen longrondhaarden vinden. Twee maanden later heeft een groot aantal vrouwen, afhankelijk van de wreedheid van de diagnose, alveolaire longadeno-ca. Bij de teven echter in geen enkel geval. Gelukkig begrepen ze de diagnose niet en raakten ze niet in paniek, met andere woorden: ze kregen geen tweede kanker. Onder een tweede conflict wordt verstaan dat een persoon bij de diagnose (iatrogene) in paniek raakt en een DHS lijdt met een nieuw biologisch conflict. Vroeger noemden we deze nieuwe kankers ‘metastasen’ in volledige onwetendheid. Het is bij onze artsen of oncologen echter nooit op gekomen dat dieren bijna nooit zogenaamde ‘uitzaaiingen’ krijgen.
Het dier voelt de meeste van deze biologische conflicten nog reëel, wij mensen vaak overdrachtelijk. Voor het dier is een brok die het niet kan inslikken werkelijk een stukje voedsel. Voor mensen kan het daarentegen ook een briefje van duizend mark of een lot in de loterij zijn. Deze biologische conflicten kunnen alleen worden begrepen in termen van ontwikkelingsgeschiedenis, als archaïsche conflicten die in principe analoog zijn bij mensen en zoogdieren.
Dit laat ons zien dat wij mensen ons verbonden voelen met honden, paarden of koeien, dat we met ze kunnen communiceren en dat we ze als ‘soort-gelijk’ zien. We lijden dus ook hetzelfde verliesconflict wanneer onze menselijke partner of onze partnerhond overlijdt. Als er bijvoorbeeld een jonge hond ziek is, dan voelt de mensenvrouw ook een ‘moeder-kind-zorgconflict’ met borstkanker aan de linkerkant, bij de rechtshandige vrouw. Omgekeerd neemt het dier ook biologische conflicten waar om ons mensen, als partners, enz.
Kennis van de inhoud van het conflict zal, naar ik hoop, eindelijk een nieuw tijdperk openen in de relatie tussen mens en dier; weg van het vreselijke begrip van het dier als iets dat zijn verschrikkelijke climax heeft bereikt in de uitroeiing van vele zeldzame diersoorten en de volledig onnodige dierproeven die een schande zijn voor de hele mensheid. Alle dierproeven die tegenwoordig worden uitgevoerd, zijn gewoon zinloze dierenmishandeling, omdat de psyche van dieren als niet-bestaand wordt beschouwd.
In de afgelopen tijd is zogenaamd gedragsonderzoek steeds belangrijker geworden. We leren immers weer veel begrijpen dat voor ons voorheen volkomen onbegrijpelijk was. We moeten noodzakelijkerwijs communiceren met onze medecreaturen, de dieren. Maar de kwestie blijft stukje bij beetje, zolang we het alleen hebben over instincten en gedragingen en de dieren geen ziel geven die lijkt op die van onszelf, alleen dan kunnen we echt met ze communiceren.
De interanimalische taal bij mens en dier
De grote fout bij deze pogingen tot communicatie was altijd dat we de taal van de dieren niet konden verstaan. Maar er is een taal die we gemeen hebben met onze dieren, namelijk de ‘interanimalische biologische taal‘ van onze hersenen. In principe kunnen we met elk paard of muis ‘praten‘ met behulp van een computertomogram. Omdat de taal van de hersenen, precies de interanimalische taal, dezelfde is, zowel wat betreft de lokalisatie van angsten en conflicten in de hersenen als wat betreft de verloopsverandering in de hersenen bij mensen en zoogdieren.
Al deze dingen zijn wonderbaarlijk voorgeprogrammeerd in onze hersenen en onze hersenen zijn ook verbonden met de hersenen van onze medeschepselen, dieren. Hetzelfde is het geval tussen dieren en planten. We noemen deze onderlinge relaties biologisch evenwicht, dat wonderbaarlijk miljoenen jaren bestond totdat de mens in zijn overmoed kwam en het vernietigde. Van alle levende wezens op aarde is de mens eigenlijk het enige dat uit de hand is gelopen en deze prachtige schepping heeft vernietigd. Schiller’s verzen komen in me op:
“Het is gevaarlijk om de leu wakker te maken, de tand van de tijger is bederfelijk,
maar de meest verschrikkelijke der verschrikkingen is de mens in zijn waanzin”.
Ik sta mezelf de prognose toe dat dierproeven ooit zullen worden gezien als een schande voor ons hele tijdperk en als een getuigenis van onze onuitsprekelijke onwetendheid.